2 jan 2012

Dekselvlaai met appel

In Limburg is een vlaai feitelijk een bodem van gistdeeg met daarop een laag fruit en verder niks. Gebakken met de oogst aan kersen, pruimen, appels en peren uit de fruitweides.
Je kunt de appel dus vervangen door ander fruit.
Omdat ik een hekel heb aan het kneden van gistdeeg, heb ik het deeg in de broodmachine laten kneden en rijzen, wat prima gaat.


                                                                                  
150 gram rozijnen                                                                                                                                                                      
7 gram gedroogde gist                                                                                     
30 gram suiker                                                                  
snufje zout                                                                                                                                                 
50 gram boter
400 gram bloem
1 ei
2 dl melk
750 gram appels                                                                     

- Was de rozijnen en laat ze wellen in water, daarna laten uitlekken in een zeef.
- Roer de gist, de suiker, zout en boter door de bloem.
- Vervolgens de ei en de melk toevoegen.
- Kneed het deeg en laat afgedekt met een doek het een uur rijzen op een warme plek.
- Schil de appels en verwijder het klokhuis. Snijd ze in partjes en zet ze op met een bodempje water en wat suiker. Laat ze pruttelen totdat ze wat zachter zijn; laten uitlekken in een zeef en vermengen met de rozijnen.
- Rol tweederde van het deeg uit tot een ronde lap en bekleed er een ingevette vlaaivorm mee.
- Het over de rand hangende deeg eraf knippen of met de deegroller eraf rollen.
- Prik de deegbodem in met een vork.
- Voor het deksel de rest van het deeg dun uitrollen tot een ronde lap, groter dan de vorm.
- Strooi paneermeel of verkruimelde beschuiten op de bodem, hierover gaat het appel-sultanarozijnen.
- Maak de deegrand van de vlaai nat. Leg het deksel erop, druk de rand vast en rol het overhangende deeg er weer af of knip het eraf.
- Strijk een losgeklopt ei over het deksel, plus wat suiker.
- Knip jet deksel met een schaar hier en daar in, zodat hitte en stoom kan ontsnappen.
- Nog even laten narijzenen dan ongeveer een half uur in de voorverwarmde oven op 220 graden, bakken.

Maak van de overgebleven vlaaideeg bolletjes, bestrooi die met suiker en kaneel en bak ze een kwartier in de nog hete oven: suikerbolletjes.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten